Regelmatig voederen

Vogels hebben een lichaamstemperatuur van 41 °C en hebben dus dagelijks vetrijke voeding nodig. Als je voedert, voedert dan regelmatig. Op die manier weten de vogels dat ze steeds voer in je tuin kunnen vinden. Voeder nooit teveel in een keer, want dan trek je ongewenste gasten aan zoals muizen of ratten.

Insecten of zaden?

Of vogels zich hoofdzakelijk voeden met insecten of met zaden, kan je makkelijk opmaken uit de vorm van hun snavel.

• Insecteneters hebben een dunne spitse snavel
• Zaadeters hebben een stompere en rondere snavel

Kies de juiste plaats

Sommige vogels eten strooivoer van de grond, andere pikken liever van een mezenbol in de boom. Het is belangrijk om te weten wat verschillende vogels willen, als jij een bepaalde soort in je tuin wilt lokken.

• Strooivoer kan je het best breed in je tuin uitstrooien. Dan is er meer plaats en kunnen er meer vogels van het voer komen eten. Roodborstjes en vinken zullen er blij mee zijn. Zorg dat er in de buurt van de strooiplaats ook een vluchtweg of een schuilplaats is voor de vogels. De nabijheid van een dichte haag of een doornige struik bijvoorbeeld is voldoende. Daarin kunnen de vogels gaan schuilen wanneer er gevaar dreigt.
• Vetblokken of mezenbollen hang je op aan een dun takje in een boom of struik. Dunne takjes buigen door als er te grote vogels op komen zitten, zo zijn zij al een zorg minder voor onze tuinvogels.
• Hang je een voedersilo op in je tuin, oefen dan het nodige geduld. Het kan even duren vooraleer de vogels de voedersilo gevonden hebben en het aandurven om erop te komen zitten. Hang de silo’s ook op een plaats waar de vogels makkelijk kunnen wegvluchten.

TIP! Hang vetbollen of voedersilo’s niet te dicht in de buurt van nestkastjes, want dat kan tot conflicten leiden. Veel vogels bakenen hun territorium af en dulden geen soortgenoten binnen hun gebied.

• Gebruik een beschermkooi om de kleine tuinvogels te behouden voor de grotere exemplaren. Op die manier kunnen de kleintjes wel bij de voedersilo’s, vetbolkrans of voedertafel, maar de grote vogels niet.

Drinkwater

Vergeet geen drinkwater te voorzien. In de winter, als het water bevroren is, moet je het regelmatig volledig verversen. Je kan ook met een schraper wat ijs losschrapen. De vogels zullen die ijsschilfers opeten. Voeg nooit suiker of zout toe aan het water dat je voor je tuinvogels voorziet.

Nestkastjes en nestmateriaal

Voorzie nestkastjes die zijn aangepast aan de vogels die in je tuin verblijven. Zorg dat er nestmateriaal te vinden is in je tuin, zoals bladeren, takjes, snoeisel ... Vogels hebben nood aan bomen, want daarin vinden ze insecten om te eten. Staan er in je tuin geen bomen of struiken? Dan heeft het geen zin om ook nestkastjes op te hangen. Er zijn ook vogels die nesten in de struiken. Dichtbegroeide struiken zijn dan het meest geschikt om hun nest in te verstoppen.

Tips bij het plaatsen van een nestkast

Een voederplaats met een vluchtweg

Zorg dat de vogels vanuit de voederplaats altijd een vluchtweg hebben, anders komen ze niet. Ideaal hiervoor zijn dichtbegroeide struiken of bomen of planten met stekelige blaadjes en doornen, zoals hulst of vuurdoorn. Zeer dichtbegroeide struiken moet je wel regelmatig snoeien.

Inheemse planten

Zet in je tuin vooral inheemse planten. Die trekken veel meer insecten aan dan hun uitheemse varianten en insecten zijn voor veel vogels een belangijke voedselbron. Op een zomereik kunnen tot 155 verschillende soorten nachtvlinders leven en op een uitheemse Amerikaanse eik komen maar tot 10 soorten nachtvlinders voor. Een cypres vormt een prima schuilplaats, maar bevat zo goed als geen insecten.

Heb jij een vogelvriendelijke tuin?