Tuinvogels voederen

Help de vogels en ze komen vanzelf in je tuin
Een natuurlijke tuin is een vogelvriendelijke tuin. Vogels vinden er alles wat ze nodig hebben inzake:
- Voedsel: zaden, bessen en insecten
- Veiligheid: struiken en bomen om in te schuilen
- Voortplanting: nestkastjes en nestplaatsen
Regelmatig voederen
Vogels hebben een lichaamstemperatuur van 41 °C en hebben dus dagelijks vetrijke voeding nodig. Als je voedert moet je regelmatig voederen, zodat de vogels weten dat er steeds voeder in je tuin te vinden is. Voeder nooit teveel ineens, want dan trek je ongewenste gasten aan zoals muizen of ratten.
Drinkwater
Vergeet geen drinkwater te voorzien. In de winter als het water bevroren is moet je het regelmatig volledig verversen. Je kan ook met een schraper wat ijs losschrapen. De vogels zullen die ijsschilfers opeten. Voeg NOOIT suiker of zout toe aan het water dat je voor je tuinvogels voorziet.
Inheemse planten
Zet in je tuin vooral inheemse planten. Die trekken veel meer insecten aan dan hun uitheemse varianten. Insecten vormen voor veel vogels immers een belangijke voedselbron. Op een zomereik kunnen bijvoorbeeld tot 155 verschillende soorten nachtvlinders leven. Hun eitjes en vervolgens rupsen zijn zeer gegeerd door veel tuinvogels. Op een uitheemse Amerikaanse eik komen maar tot 10 soorten nachtvlinders voor. Een cypres vormt door zijn vorm wel een prima schuilplaats voor vogels, maar bevat zo goed als geen insecten.
Een voederplaats met een vluchtweg
Zorg dat de vogels vanuit de voederplaats altijd een vluchtweg hebben, anders komen ze niet. Ideaal hiervoor zijn dichtbegroeide struiken of bomen of planten met stekelige blaadjes en doornen zoals hulst of vuurdoorn. Zeer dichtbegroeide struiken moet je wel regelmatig snoeien.
Nestkastjes en nestmateriaal
Voorzie nestkastjes die zijn aangepast aan de vogels die in je tuin verblijven. Zorg dat er nestmateriaal te vinden is in je tuin, zoals bladeren, takjes, snoeisel ... Vogels hebben nood aan bomen, want daarin vinden ze insecten om te eten. Staan er in je tuin geen bomen of struiken, dan heeft het geen zin om ook nestkastjes op te hangen. Er zijn ook vogels die nesten in de struiken. Dichtbegroeide struiken zijn dan het meest geschikt om hun nest in te verstoppen.
Insecteneters of zaadeters
Of vogels zich hoofdzakelijk voeden met insecten of met zaden, kan je makkelijk opmaken uit de vorm van hun snavel:
- Vogels met een dunne spitse snavel zijn insecteneters
- Vogels met een stompere en rondere snavel zijn zaadeters
De heggenmus is een insecteneter De huismus is een zaadeter
Waarom moet je tuinvogels voederen?
Vroeger toen er aan kleinschalige landbouw werd gedaan, bleef er veel meer voedsel voor de vogels achter op de velden. Restanten van granen en zaden bijvoorbeeld, bleven na de oogst op de akkers liggen. De kleinere tuinvogels vonden daar een belangrijke voedselbron.
Nu past men in de landbouw vooral monoculturen toe en verbouwt men minder diverse landbouwgewassen. Door de moderne oogsttechnieken blijft er ook minder restvoedsel achter op het veld. Hierdoor worden minder verschillende soorten vogels aangetrokken. Bij de maïsteelt bijvoorbeeld hebben vooral de duiven en de kauwen baat.
Ook de zaden van onkruid vormen een voedselbron voor kleinere vogels. Onkruid wordt echter vaak sterk bestreden en dus vinden ook hier de zaadeters minder voedsel.
Daarom is het nodig om tuinvogels te voederen. Op die manier lok je terug meer verschillende soorten kleine vogels naar je tuin en krijgen ze een kans om te overleven.
Voeder tuinvogels van oktober tot en met april
Het is een misvatting dat je enkel tijdens de winter of bij sneeuw de tuinvogels moet voederen.
Trekvogels moeten bijvoorbeeld in de zomer voldoende vetreserves opbouwen om in de winter aan de trek te kunnen beginnen. Inheemse vogels zoeken nog voor de winter een overwinteringsplaats. Start je tijdig met het voederen dan lok je die vogels naar je tuin en is de kans groot dat ze er ook overwinteren.
Je moet ten laatste starten met voederen in oktober. Voeder dan dagelijks of hang voedersilo's in je tuin. Voeder ook met een vaste regelmaat. Bijvoorbeeld elke ochtend. De vogels geraken hieraan gewend en weten dan wanneer ze voedsel kunnen vinden.
In de volle winter, wanneer het vriest of sneeuwt, moet je meer voederen dan anders. Het is dan kouder en dus hebben de tuinvogels extra voedingsstoffen nodig.
Het is belangrijk om ook na de winter te blijven doorvoerderen tot maart of april. Dat is cruciaal voor de zaadeters. De planten dragen immers in februari nog geen zaden. Ingevolge de winter kunnen de zaadeters wat verzwakt zijn. Die kunnen dan in het voorjaar zeker nog een extra steuntje gebruiken tot ze weer voldoende zaden en bessen op de planten vinden.
Je mag tuinvogels ook voederen tijdens de zomer
Vogels voederen tijdens de zomer vormt geen enkel probleem. De vogels volgen hun instinct en weten perfect welk voedsel ze moeten zoeken in de zomer en tijdens het broedseizoen.
De huismus bijvoorbeeld is een zaadeter. Maar wanneer die jongen heeft gaat die specifiek op jacht naar bladluizen om aan de jongen te voederen.
Geef tijdens de zomer wel geen vetbollen of pinda's. Granen en bessen zijn beter geschikt als zomervoer. Of een mengeling van kleine zaden. Daarmee lok je kleine zaadeters naar je tuin.
Horta strooivoer of de No Mess 4 seizoenen granenmengeling zijn zeer geschikt om tijdens de zomer te strooien.
Nog een reden om vogels te voederen tijdens de zomer is dat ze reeds in maart hun nestplaats kiezen voor de winter. Als ze vanaf maart voldoende voedsel vinden in je tuin is de kans groot dat ze er ook hun nest zullen bouwen.
En hoe zit dit voor kleine insecteneters?
Die gaan vooral op zoek naar insecten in je tuin. Wanneer er voldoende inheemse bomen en struiken staan, vormt dit normaal gezien geen probleem en zijn er voldoende insecten.
Je kan natuurlijk ook altijd Horta premium strooivoer gebruiken. Dat heeft een hoog energiegehalte en is verrijkt met gedroogde meelwormen en energiekorrels.
Het is een ideaal strooivoer voor insecteneters zoals: meesjes, kwikstaartjes, leeuweriken, roodborstjes, ...
Kies het juiste voer en de juiste voederplaats
Als je tuinvogels wil voederen heb je keuze uit heel wat verschillende mogelijkheden:
- Strooivoer met een mengeling van kleine zaden, dat is goed voor de kleine zaadeters.
- Voedzame zonnebloempitten, ideaal voor groenlingen, mezen en vinken.
- Speciale pindakaas voor vogels, trekt veel mezen aan.
- Pinda's in een voedersilo, daar komen zich heel wat tuinvogels aan tegoed doen.
- Verkruimeld droog brood, kaaskorstjes zonder plastic en geplette okkernoten.
- Bessen en fruit, zoals appels, dat vinden de merels lekker.
- Meelwormen of strooivoer met meelwormen, voor de kleine insecteneters.
- Havermout voor de kleine vogels met een fijn bekje, zoals de roodborst en de heggenmus.
- Vetbollen en mezenbollen die je op een veilige plaats kan ophangen.
Ook de plaats waar je het voer strooit of hangt is érg belangrijk. Roodborstjes bijvoorbeeld eten op de grond en kunnen niet van een mezenbol pikken die in een boom hangt.
Stooivoer kan je het best breed in je tuin uitstrooien. Dan is er meer plaats en kunnen er meer vogels van het voer komen eten. Roodborstjes en vinken zullen er blij mee zijn. Zorg dat er in de buurt van de strooiplaats ook een vluchtweg of een schuilplaats is voor de vogels. De nabijheid van een dichte haag of een doornige struik bijvoorbeeld is voldoende. Daarin kunnen de vogels gaan schuilen wanneer er gevaar dreigt.
Veel vogels bakenen hun territorium af en dulden geen soortgenoten binnen hun gebied. Hang daarom vetbollen of voedersilo's niet te dicht in de buurt van nestkastjes, want dat kan tot conflicten leiden.
Hang vetbollen of mezenbollen op aan een dun takje in een boom of struik. Dunne takjes buigen teveel door voor grotere vogels zoals kauwen. Die kunnen dan niet van de vetbollen komen eten. Kauwen zijn bovendien bijzonder slimme vogels. Als ze een vetbol vinden aan een touwtje, dan kunnen ze die makkelijk omhoog halen tot ze bij het voedsel komen. Laat je het touwtje waarmee de vetbol ophangt echter door een rietje lopen, dan kunnen de kauwen de vetbol niet meer optakelen.
Hang je een voedersilo op in je tuin, oefen dan het nodige geduld. Het kan even duren vooraleer de vogels de voedersilo gevonden hebben en het aandurven om erop te komen zitten. Hang de silo's ook op een plaats waar de vogels makkelijk kunnen wegvluchten.
Een metalen voedersilo is beter dan een exemplaar in plastic. Zeker in regio's waar halsbandparkieten voorkomen. Die hebben immers een sterke snavel waarmee ze een plastic voedersilo kunnen open bijten. Dat kunnen ze niet met een metalen voedersilo.
Bescherm het voeder dat bedoeld is voor kleine tuinvogels ook tegen de grotere exemplaren. Gebruik daarom voedersilo's, een vetbolkrans of een voedertafel met een beschermkooi. De kleine tuinvogels kunnen dan wel tot bij het voeder geraken, maar de grote vogels niet. Zo krijgen de kleintjes alvast een grotere kans om te overleven.
Kies de plaatsen waar je het vogelvoer ophangt zorgvuldig zodat ze niet bereikbaar zijn voor roofdieren, zoals katten of roofvogels.
Bied de vogels in je tuin een veilig onderkomen
De bomen en planten in je tuin spelen een heel belangrijke rol in de bescherming van tuinvogels:
- Struiken vormen een prima schuilplaats voor vogels. Als je de struiken regelmatig snoeit worden ze dichter en bieden ze nog meer bescherming.
- Planten met stekelige bladeren, zoals hulst, of met doornen, zoals vuurdoren, beschermen tuinvogels tegen roofdieren.
- Dikke hagen of forse klimplanten vormen een uitstekende nestplaats voor tuinvogels.
- Struiken met bessen leveren extra voedsel.
- Struiken met bloemen trekken veel insecten aan die op hun beurt een voedingsbron vormen voor de vogels.
- Hooiland in je gazon of een takkenhoop biedt een schuilplaats of een nestegelegenheid voor zangvogels.
- Laat een strooisellaag liggen in je tuin, een takkenhoop of een bladerhoop. Hier vinden tuinvogels onmisbaar nestmateriaal.
Natuurlijk kan je ook nestkastjes ophangen in functie van de vogels die in je tuin voorkomen. Hou inzake nestkastje rekening met de volgende zaken:
- Hang een nestkastje voldoende hoog, tussen 2 en 5 meter. Dan is het moeilijker bereikbaar voor katten.
- Zorg voor een open aanvliegroute. Dat is makkelijker voor de vogels en biedt hun meer zicht op de omgeving.
- Richt de invliegroute naar het oosten. Vanuit het zuiden komt er immers teveel zon en wordt het te warm in het nestkastje. Vanuit het westen komt er teveel regen en vanuit het Noorden teveel koude.
- De diameter van de opening in het nestkasjte moet aangepast zijn aan de vogelsoort. Die mag zeker niet te groot zijn, want dan kunnen grotere vogels, zoals eksters of kraaien, jonge vogeltjes uit het nestkastje roven.
- 28 mm diameter volstaat voor de pimpelmees. Dan is de opening immers te klein voor een koolmees en moet de pimpelmees van deze vogel geen concurrentie verwachten.
- 32 mm is ideaal voor een koolmees.
- Het is niet nodig dat het nestkastje aan de voorzijde een zitstokje heeft.
- Hang nestkastjes die voor eenzelfde vogelsoort bedoeld zijn voldoende ver uit elkaar. Ongeveer 10 tot 15 meter en best ook niet in elkaars zicht. Zo voorkom je een concurrentiestrijd tussen de vogels.
- Hang half open nestkastjes voor de roodborst of het winterkoninkje wel op een beschutte plaats, bijvoorbeeld in de struiken.
- Maak nestkastjes 1 keer per jaar proper op het eind van de winter. Haal te takjes en ander nestmateriaal uit het nestkastje om parasieten te voorkomen. Is het nestkastje érg vuil, reinig het dan gewoon met wat warm water.
- Voorzie in de buurt van de nestkastjes in je tuin voldoende voedsel om de vogels te lokken.
De volgende tuinvogels broeden in een nestkastje:
- koolmees
- pimpelmees
- spreeuw
- huismus
- boomklever
- boomkruiper
- kauw
De volgende tuinvogels broeden soms in een halfopen nestkastje:
- roodborst
- winterkoninkje
De volgende tuinvogels broeden NIET in een nestkastje:
- vink
- heggenmus
- merel
- zanglijster
- staartmees
- ekster
- vlaamse gaai
- turkse tortel
- houtduif
- groenling
Wil je graag meekijken in de nestkasten van verschillende vogelsoorten? Surf dan naar Beleef de lente.